indampen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | damp in | dampte in | heb ingedampt |
jij, je, u | dampt in | dampte in | hebt ingedampt |
hij, zij, het | dampt in | dampte in | heeft ingedampt |
wij | dampen in | dampten in | hebben ingedampt |
jullie | dampen in | dampten in | hebben ingedampt |
zij, ze | dampen in | dampten in | hebben ingedampt |
PresensBeta
Example presens sentences for Indampen with some of the pronouns.
- Ik damp in om de vloeistof te verdikken.
- Jij dampt in om de saus te concentreren.
- Hij/Zij dumpt in om het water te laten verdwijnen.
- Wij dampen in om de oplossing te versterken.
- Zij dampen in om de smaak te intensiveren.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Indampen with some of the pronouns.
- Ik dampte in om de consistentie te wijzigen.
- Jij dampte in om de substantie te verstevigen.
- Hij/Zij dampte in om het vocht te verminderen.
- Wij dampten in om de eigenschappen te veranderen.
- Zij dampten in om de textuur te modificeren.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Indampen with some of the pronouns.
- Ik heb ingedampt om de substantie te versterken.
- Jij hebt ingedampt om de vloeistof te concentreren.
- Hij/Zij heeft ingedampt om het overtollige water te verwijderen.
- Wij hebben ingedampt om de oplossing te verdikken.
- Zij hebben ingedampt om de smaak te verbeteren.