afsjokken

Conjugations List of Afsjokken.
Presens
Imperfectum
Perfectum
iksjok afsjokte afheb afgesjokt
jij, je, usjokt afsjokte afhebt afgesjokt
hij, zij, hetsjokt afsjokte afheeft afgesjokt
wijsjokken afsjokten afhebben afgesjokt
julliesjokken afsjokten afhebben afgesjokt
zij, zesjokken afsjokten afhebben afgesjokt

Presens

Example presens sentences for Afsjokken with some of the pronouns.

  • Ik sjok af naar school.
  • Jij sjokt af in het park.
  • Hij/zij sjokt af langs de rivier.
  • Wij sjokken af naar de supermarkt.
  • Zij sjokken af naar het theater.

Imperfectum

Example imperfectum sentences for Afsjokken with some of the pronouns.

  • Ik sjokte af naar school.
  • Jij sjokte af in het park.
  • Hij/zij sjokte af langs de rivier.
  • Wij sjokten af naar de supermarkt.
  • Zij sjokten af naar het theater.

Perfectum

Example perfectum sentences for Afsjokken with some of the pronouns.

  • Ik heb afgesjokt naar school.
  • Jij hebt afgesjokt in het park.
  • Hij/zij heeft afgesjokt langs de rivier.
  • Wij hebben afgesjokt naar de supermarkt.
  • Zij hebben afgesjokt naar het theater.