dialogiseren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | dialogiseer | dialogiseerde | heb gedialogiseerd |
jij, je, u | dialogiseert | dialogiseerde | hebt gedialogiseerd |
hij, zij, het | dialogiseert | dialogiseerde | heeft gedialogiseerd |
wij | dialogiseren | dialogiseerden | hebben gedialogiseerd |
jullie | dialogiseren | dialogiseerden | hebben gedialogiseerd |
zij, ze | dialogiseren | dialogiseerden | hebben gedialogiseerd |
PresensBeta
Example presens sentences for Dialogiseren with some of the pronouns.
- Ik dialogiseer regelmatig met mijn leerlingen tijdens de lessen Nederlands.
- Jij dialogiseert graag over verschillende onderwerpen met je vrienden.
- Hij/Zij/Het dialogiseert vaak met zijn/haar collega's om problemen op te lossen.
- Wij dialogiseren intensief tijdens onze groepsgesprekken.
- Jullie dialogiseren veel over literatuur en kunst.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Dialogiseren with some of the pronouns.
- Vroeger dialogiseerde ik vaak met mijn grootouders over hun jeugdherinneringen.
- Toen ik nog op school zat, dialogiseerde ik dagelijks met mijn klasgenoten.
- Hij/Zij/Het dialogiseerde altijd rustig en bedachtzaam tijdens de vergaderingen.
- Wij dialogiseerden regelmatig met de buurtbewoners over de verkeerssituatie.
- Jullie dialogiseerden vroeger veel over politiek en maatschappelijke vraagstukken.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Dialogiseren with some of the pronouns.
- Ik heb gedialogiseerd met de directeur over de nieuwe onderwijsmethoden.
- Jij bent al eerder met deze docent gedialogiseerd over je studieplannen.
- Hij/Zij/Het heeft gisteren gedialogiseerd met de ouders van de leerlingen.
- Wij hebben samen gedialogiseerd tijdens het symposium.
- Jullie zijn al meerdere keren met elkaar gedialogiseerd over de inhoud van het curriculum.