copolymeriseren

Conjugations List of Copolymeriseren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikcopolymeriseercopolymeriseerdeben gecopolymeriseerd
jij, je, ucopolymeriseertcopolymeriseerdebent gecopolymeriseerd
hij, zij, hetcopolymeriseertcopolymeriseerdeis gecopolymeriseerd
wijcopolymeriserencopolymeriseerdenzijn gecopolymeriseerd
julliecopolymeriserencopolymeriseerdenzijn gecopolymeriseerd
zij, zecopolymeriserencopolymeriseerdenzijn gecopolymeriseerd

Presens
Beta

Example presens sentences for Copolymeriseren with some of the pronouns.

  • Ik copolymeriseer graag verschillende materialen.
  • Jij copolymeriseert de polymeren efficiënt.
  • Hij/Zij/Het copolymeriseert chemische stoffen in het laboratorium.
  • Wij copolymeriseren regelmatig voor industriële toepassingen.
  • Jullie copolymeriseren de monomeren zorgvuldig.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Copolymeriseren with some of the pronouns.

  • Vroeger copolymeriseerde ik vaak met mijn collega's.
  • Toen ik jong was, copolymeriseerde ik allerlei polymeren als hobby.
  • Tijdens mijn studie copolymeriseerden we veel in het laboratorium.
  • In de vorige experimenten copolymeriseerde je met dezelfde katalysator.
  • Jaren geleden copolymeriseerden ze dit materiaal al voor commerciële doeleinden.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Copolymeriseren with some of the pronouns.

  • Ik heb gisteren een nieuw polymeer gecopolymeriseerd.
  • Jij bent al eerder betrokken geweest bij het copolymeriseren van kunststoffen.
  • Hij/Zij/Het heeft met succes copolymerisatie uitgevoerd.
  • Wij hebben de reactieomstandigheden geoptimaliseerd voordat we begonnen met copolymeriseren.
  • Jullie zijn ervaren in het copolymeriseren van verschillende grondstoffen.