inspelden
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | speld in | speldde in | heb ingespeld |
jij, je, u | speldt in | speldde in | hebt ingespeld |
hij, zij, het | speldt in | speldde in | heeft ingespeld |
wij | spelden in | speldden in | hebben ingespeld |
jullie | spelden in | speldden in | hebben ingespeld |
zij, ze | spelden in | speldden in | hebben ingespeld |
PresensBeta
Example presens sentences for Inspelden with some of the pronouns.
- Ik spel het woord in.
- Jij spelt het woord in.
- Hij/Zij/Het spelt het woord in.
- Wij spellen het woord in.
- Jullie spellen het woord in.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Inspelden with some of the pronouns.
- Ik spelde het woord in.
- Jij spelde het woord in.
- Hij/Zij/Het spelde het woord in.
- Wij speldden het woord in.
- Jullie speldden het woord in.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Inspelden with some of the pronouns.
- Ik heb het woord ingespeld.
- Jij hebt het woord ingespeld.
- Hij/Zij/Het heeft het woord ingespeld.
- Wij hebben het woord ingespeld.
- Jullie hebben het woord ingespeld.