uitstorten

Conjugations List of Uitstorten.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikstort uitstortte uitheb uitgestort
jij, je, ustort uitstortte uithebt uitgestort
hij, zij, hetstort uitstortte uitheeft uitgestort
wijstorten uitstortten uithebben uitgestort
julliestorten uitstortten uithebben uitgestort
zij, zestorten uitstortten uithebben uitgestort

Presens
Beta

Example presens sentences for Uitstorten with some of the pronouns.

  • Ik stort de melk uit in de kom.
  • Jij stort water uit de fles.
  • Hij/zij/het stort de emoties uit tijdens het gesprek.
  • Wij storten het cement uit in de mal.
  • Jullie storten het afval uit in de container.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Uitstorten with some of the pronouns.

  • Ik stortte de melk uit in de kom.
  • Jij stortte water uit de fles.
  • Hij/zij/het stortte zijn emoties uit tijdens het gesprek.
  • Wij stortten het cement uit in de mal.
  • Jullie stortten het afval uit in de container.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Uitstorten with some of the pronouns.

  • Ik heb de melk uitgestort in de kom.
  • Jij hebt het water uit de fles uitgestort.
  • Hij/zij/het heeft zijn emoties uitgestort tijdens het gesprek.
  • Wij hebben het cement uitgestort in de mal.
  • Jullie hebben het afval uitgestort in de container.