spuien
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | spui | spuide | heb gespuid |
jij, je, u | spuit | spuide | hebt gespuid |
hij, zij, het | spuit | spuide | heeft gespuid |
wij | spuien | spuiden | hebben gespuid |
jullie | spuien | spuiden | hebben gespuid |
zij, ze | spuien | spuiden | hebben gespuid |
PresensBeta
Example presens sentences for Spuien with some of the pronouns.
- Ik spui mijn frustraties op papier.
- Jij spuit water in de tuin.
- Hij spuit graffitikunst op de muur.
- Wij spuien onze meningen tijdens het debat.
- Zij spuiten verf op het canvas.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Spuien with some of the pronouns.
- Ik spuwde mijn woede uit tijdens de ruzie.
- Jij spoot water met een slang in de tuin.
- Hij spoot graffititags op de treinwagon.
- Wij spuwden onze frustraties tegenover elkaar uit.
- Zij spoten verf op het oude gebouw.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Spuien with some of the pronouns.
- Ik heb mijn mening gespuwd tijdens de vergadering.
- Jij hebt water gespoten om de planten te besproeien.
- Hij heeft graffiti gespoten op verschillende muren.
- Wij hebben onze gevoelens al eerder gespuwd.
- Zij hebben verf gespoten op het schilderij.