rossen

Conjugations List of Rossen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikrosrosteheb gerost
jij, je, urostrostehebt gerost
hij, zij, hetrostrosteheeft gerost
wijrossenrostenhebben gerost
jullierossenrostenhebben gerost
zij, zerossenrostenhebben gerost

Presens
Beta

Example presens sentences for Rossen with some of the pronouns.

  • Ik ros regelmatig mijn paard.
  • Jij rost vaak je fiets.
  • Hij/Zij/Het rosst de tafel af.
  • Wij rossen de bal over het veld.
  • Jullie rossen de muziek hard aan.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Rossen with some of the pronouns.

  • Vroeger roste ik altijd op mijn drumstel.
  • Toen ik jong was, roste jij veel op straat.
  • Hij/Zij/Het roste vroeger graag in de modder.
  • Wij rosten als wilden tijdens het concert.
  • Jullie rosten non-stop op de trommels.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Rossen with some of the pronouns.

  • Ik heb mijn paard gerosst.
  • Jij hebt je fiets gerosst.
  • Hij/Zij/Het heeft de tafel afgerosst.
  • Wij hebben de bal over het veld gerost.
  • Jullie hebben de muziek hard aangerosst.