overstemmen

Conjugations List of Overstemmen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikstem overstemde overheb overgestemd
jij, je, ustemt overstemde overhebt overgestemd
hij, zij, hetstemt overstemde overheeft overgestemd
wijstemmen overstemden overhebben overgestemd
julliestemmen overstemden overhebben overgestemd
zij, zestemmen overstemden overhebben overgestemd

Presens

Example presens sentences for Overstemmen with some of the pronouns.

  • De meningen overstemmen elkaar.
  • Wij stemmen vaak overeen in onze beslissingen.
  • Jullie stemmen nooit met elkaar overeen.
  • Ik stem volledig met je overeen.
  • Zij stemt altijd met de meerderheid overeen.

Imperfectum

Example imperfectum sentences for Overstemmen with some of the pronouns.

  • De meningen overstemden elkaar.
  • Wij stemden vaak overeen in onze beslissingen.
  • Jullie stemden nooit met elkaar overeen.
  • Ik stemde volledig met je overeen.
  • Zij stemde altijd met de meerderheid overeen.

Perfectum

Example perfectum sentences for Overstemmen with some of the pronouns.

  • De meningen hebben elkaar overstemd.
  • Wij hebben vaak overeen gestemd in onze beslissingen.
  • Jullie hebben nooit met elkaar overeen gestemd.
  • Ik ben het volledig met je overeengekomen.
  • Zij heeft altijd met de meerderheid overeen gestemd.