instijgen

Conjugations List of Instijgen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikstijg insteeg inben ingestegen
jij, je, ustijgt insteeg inbent ingestegen
hij, zij, hetstijgt insteeg inis ingestegen
wijstijgen instegen inzijn ingestegen
julliestijgen instegen inzijn ingestegen
zij, zestijgen instegen inzijn ingestegen

Presens
Beta

Example presens sentences for Instijgen with some of the pronouns.

  • Ik stijg in de bus.
  • Jij stijgt in het vliegtuig.
  • Hij stijgt in de auto.
  • Zij stijgen in de trein.
  • Wij stijgen in de lift.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Instijgen with some of the pronouns.

  • Ik steeg in de fiets.
  • Jij steeg in de kano.
  • Hij steeg in de vrachtwagen.
  • Zij stegen in de zeilboot.
  • Wij stegen in de tuktuk.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Instijgen with some of the pronouns.

  • Ik ben ingestegen in de taxi.
  • Jij bent ingestegen op de boot.
  • Hij is ingestegen in de tram.
  • Zij zijn ingestegen in de metro.
  • Wij zijn ingestegen in de helikopter.