afkrabben
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | krab af | krabde af | heb afgekrabd |
jij, je, u | krabt af | krabde af | hebt afgekrabd |
hij, zij, het | krabt af | krabde af | heeft afgekrabd |
wij | krabben af | krabden af | hebben afgekrabd |
jullie | krabben af | krabden af | hebben afgekrabd |
zij, ze | krabben af | krabden af | hebben afgekrabd |
PresensBeta
Example presens sentences for Afkrabben with some of the pronouns.
- Ik krab af aan de tafel.
- Jij krabt af op het papier.
- Hij/Zij krabt af aan de muur.
- Wij krabben af op het oppervlak.
- Jullie krabben af in de hoek.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Afkrabben with some of the pronouns.
- Ik krabde af van de muur.
- Jij krabde af op het papier.
- Hij/Zij krabde af aan de tafel.
- Wij krabden af op het oppervlak.
- Jullie krabden af in de hoek.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Afkrabben with some of the pronouns.
- Ik heb afgekrabd van het bord.
- Jij hebt afgekrabd aan de deur.
- Hij/Zij heeft afgekrabd op het raam.
- Wij hebben afgekrabd van de vloer.
- Jullie hebben afgekrabd aan de tafel.