belasten

Conjugations List of Belasten.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikbelastbelastteheb belast
jij, je, ubelastbelasttehebt belast
hij, zij, hetbelastbelastteheeft belast
wijbelastenbelasttenhebben belast
julliebelastenbelasttenhebben belast
zij, zebelastenbelasttenhebben belast

Presens
Beta

Example presens sentences for Belasten with some of the pronouns.

  • Ik belast de factuur op het bedrijf.
  • Jij belast de organisatie met extra taken.
  • Hij belast zijn werknemers met te veel werk.
  • Wij belasten het milieu door onze keuzes.
  • Zij belasten hun ouders financieel.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Belasten with some of the pronouns.

  • Vroeger belastte ik mezelf met te veel zorgen.
  • Toen ik jong was, belastte jij me altijd met je problemen.
  • Hij belastte zijn lichaam te veel tijdens het sporten.
  • In het verleden belastten wij ons huis met hoge hypotheeklasten.
  • Zij belastten hun relatie met onrealistische verwachtingen.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Belasten with some of the pronouns.

  • Ik heb de belastingaangifte al belast.
  • Jij hebt de verantwoordelijkheid bij anderen belast.
  • Hij heeft zijn collega's met het project belast.
  • Wij hebben de auto zwaar belast tijdens onze reis.
  • Zij hebben de kosten op ons team belast.