omrasteren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | omraster | omrasterde | heb omrasterd |
jij, je, u | omrastert | omrasterde | hebt omrasterd |
hij, zij, het | omrastert | omrasterde | heeft omrasterd |
wij | omrasteren | omrasterden | hebben omrasterd |
jullie | omrasteren | omrasterden | hebben omrasterd |
zij, ze | omrasteren | omrasterden | hebben omrasterd |
PresensBeta
Example presens sentences for Omrasteren with some of the pronouns.
- Ik omraster de tuin om de planten te beschermen.
- Jij omrastert het veld voor de wedstrijd.
- Hij/Zij/Het omrastert de bouwplaats met hekken.
- Wij omrasteren de dierentuin voor de veiligheid van de dieren.
- Jullie omrasteren het terrein om onbevoegden buiten te houden.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Omrasteren with some of the pronouns.
- Ik omrasterde de tuin om de planten te beschermen.
- Jij omrasterde het veld voor de wedstrijd.
- Hij/Zij/Het omrasterde de bouwplaats met hekken.
- Wij omrasterden de dierentuin voor de veiligheid van de dieren.
- Jullie omrasterden het terrein om onbevoegden buiten te houden.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Omrasteren with some of the pronouns.
- Ik heb de tuin omgerasterd om de planten te beschermen.
- Jij hebt het veld omgerasterd voor de wedstrijd.
- Hij/Zij/Het heeft de bouwplaats omgerasterd met hekken.
- Wij hebben de dierentuin omgerasterd voor de veiligheid van de dieren.
- Jullie hebben het terrein omgerasterd om onbevoegden buiten te houden.