samenblijven

Conjugations List of Samenblijven.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikblijf samenbleef samenben samengebleven
jij, je, ublijft samenbleef samenbent samengebleven
hij, zij, hetblijft samenbleef samenis samengebleven
wijblijven samenbleven samenzijn samengebleven
jullieblijven samenbleven samenzijn samengebleven
zij, zeblijven samenbleven samenzijn samengebleven

Presens

Example presens sentences for Samenblijven with some of the pronouns.

  • We blijven samen tijdens de film.
  • De studenten blijven samenwerken aan het project.
  • Hij blijft altijd rustig in moeilijke situaties.
  • Jullie blijven vaak lang op school.
  • Ik blijf graag thuis tijdens het weekend.

Imperfectum

Example imperfectum sentences for Samenblijven with some of the pronouns.

  • Vroeger bleven we altijd samen spelen.
  • Toen ik jong was, bleef ik bij mijn grootouders logeren.
  • Het team bleef vechten tot het einde van de wedstrijd.
  • Ze bleven lang praten over hun reiservaringen.
  • Wanneer het regende, bleef ik binnen lezen.

Perfectum

Example perfectum sentences for Samenblijven with some of the pronouns.

  • We zijn samen gebleven tijdens de vakantie.
  • De studenten hebben samen aan het project gewerkt.
  • Hij is altijd rustig gebleven in moeilijke situaties.
  • Jullie zijn vaak lang op school gebleven.
  • Ik ben graag thuis gebleven tijdens het weekend.