teruggroeten

Conjugations List of Teruggroeten.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikgroet teruggroette terugheb teruggegroet
jij, je, ugroet teruggroette terughebt teruggegroet
hij, zij, hetgroet teruggroette terugheeft teruggegroet
wijgroeten teruggroetten terughebben teruggegroet
julliegroeten teruggroetten terughebben teruggegroet
zij, zegroeten teruggroetten terughebben teruggegroet

Presens
Beta

Example presens sentences for Teruggroeten with some of the pronouns.

  • Ik groet altijd terug als iemand mij begroet.
  • Jij groet meestal terug wanneer ik je gedag zeg.
  • Hij/zij groet vriendelijk terug naar de buren.
  • Wij groeten elkaar hartelijk als we elkaar zien.
  • Jullie groeten vaak terug met een glimlach.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Teruggroeten with some of the pronouns.

  • Ik groette altijd terug als iemand mij begroette.
  • Jij groette meestal terug wanneer ik je gedag zei.
  • Hij/zij groette vriendelijk terug naar de buren.
  • Wij groetten elkaar hartelijk als we elkaar zagen.
  • Jullie groetten vaak terug met een glimlach.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Teruggroeten with some of the pronouns.

  • Ik heb teruggroet toen hij passeerde.
  • Jij hebt teruggroet nadat ze je begroette.
  • Hij/zij heeft vriendelijk teruggroet naar de voorbijgangers.
  • Wij hebben elkaar hartelijk teruggroet op het feest.
  • Jullie hebben vaak teruggroet met een knikje.