bijsteken

Conjugations List of Bijsteken.
Presens
Imperfectum
Perfectum
iksteek bijstak bijheb bijgestoken
jij, je, usteekt bijstak bijhebt bijgestoken
hij, zij, hetsteekt bijstak bijheeft bijgestoken
wijsteken bijstaken bijhebben bijgestoken
julliesteken bijstaken bijhebben bijgestoken
zij, zesteken bijstaken bijhebben bijgestoken

Presens
Beta

Example presens sentences for Bijsteken with some of the pronouns.

  • Ik steek de kaars bij.
  • Jij steekt de lucifer bij.
  • Hij/Zij steekt het vuurwerk bij.
  • Wij steken de takken bij.
  • Zij steken de kaarten bij.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Bijsteken with some of the pronouns.

  • Ik stak de kaars bij.
  • Jij stak de lucifer bij.
  • Hij/Zij stak het vuurwerk bij.
  • Wij staken de takken bij.
  • Zij staken de kaarten bij.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Bijsteken with some of the pronouns.

  • Ik heb de kaars bijgestoken.
  • Jij hebt de lucifer bijgestoken.
  • Hij/Zij heeft het vuurwerk bijgestoken.
  • Wij hebben de takken bijgestoken.
  • Zij hebben de kaarten bijgestoken.