intrigeren

Conjugations List of Intrigeren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikintrigeerintrigeerdeheb geïntrigeerd
jij, je, uintrigeertintrigeerdehebt geïntrigeerd
hij, zij, hetintrigeertintrigeerdeheeft geïntrigeerd
wijintrigerenintrigeerdenhebben geïntrigeerd
jullieintrigerenintrigeerdenhebben geïntrigeerd
zij, zeintrigerenintrigeerdenhebben geïntrigeerd

Presens
Beta

Example presens sentences for Intrigeren with some of the pronouns.

  • Ik intrigueer mijn leerlingen met interessante verhalen.
  • Jij intrigeert me met je mysterieuze gedrag.
  • Hij of zij intrigeert de hele klas met zijn of haar talent.
  • Wij intrigeren onze gasten met een spannende presentatie.
  • Jullie intrigeren ons met jullie vindingrijkheid.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Intrigeren with some of the pronouns.

  • Ik intrigeerde mijn leerlingen met interessante verhalen.
  • Jij intrigeerde me met je mysterieuze gedrag.
  • Hij of zij intrigeerde de hele klas met zijn of haar talent.
  • Wij intrigeerden onze gasten met een spannende presentatie.
  • Jullie intrigeerden ons met jullie vindingrijkheid.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Intrigeren with some of the pronouns.

  • Ik heb mijn leerlingen geïntrigeerd met interessante verhalen.
  • Jij hebt me geïntrigeerd met je mysterieuze gedrag.
  • Hij of zij heeft de hele klas geïntrigeerd met zijn of haar talent.
  • Wij hebben onze gasten geïntrigeerd met een spannende presentatie.
  • Jullie hebben ons geïntrigeerd met jullie vindingrijkheid.