mee-eten
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | eet mee | at mee | heb meegegeten |
jij, je, u | eet mee | at mee | hebt meegegeten |
hij, zij, het | eet mee | at mee | heeft meegegeten |
wij | eten mee | aten mee | hebben meegegeten |
jullie | eten mee | aten mee | hebben meegegeten |
zij, ze | eten mee | aten mee | hebben meegegeten |
PresensBeta
Example presens sentences for Mee-eten with some of the pronouns.
- Ik eet met mijn familie.
- Jij eet altijd veel mee.
- Hij eet graag mee tijdens de lunchpauze.
- Wij eten vaak samen mee in het restaurant.
- Zij eten gezellig mee op onze barbecue.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Mee-eten with some of the pronouns.
- Ik at vroeger altijd met mijn grootouders mee.
- Jij at gisteren met ons mee toen we pizza bestelden.
- Hij at regelmatig met zijn vrienden mee na het sporten.
- Wij aten elke zondag met de hele familie mee.
- Zij aten vroeger vaak met de buren mee tijdens buurtfeesten.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Mee-eten with some of the pronouns.
- Ik heb gisteravond met vrienden meegedaan aan een eetwedstrijd.
- Jij bent al eerder met ons meegegaan naar dat restaurant.
- Hij heeft vorige week met zijn collega's meegeholpen met koken.
- Wij hebben laatst met de buren meegedeeld.
- Zij zijn al verschillende keren met ons meegekomen naar de foodtruckfestival.