aankomen

Conjugations List of Aankomen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikkom aankwam aanben aangekomen
jij, je, ukomt aankwam aanbent aangekomen
hij, zij, hetkomt aankwam aanis aangekomen
wijkomen aankwamen aanzijn aangekomen
julliekomen aankwamen aanzijn aangekomen
zij, zekomen aankwamen aanzijn aangekomen

Presens

Example presens sentences for Aankomen with some of the pronouns.

  • Ik kom aan op het station.
  • Hij/zij komt altijd te laat aan voor de vergadering.
  • Wij komen morgenochtend aan in Parijs.
  • Jullie komen vanavond aan bij het hotel.
  • De trein komt over vijf minuten aan.

Imperfectum

Example imperfectum sentences for Aankomen with some of the pronouns.

  • Ik kwam altijd te laat aan op het station.
  • Hij/zij kwam vaak te laat aan voor de vergadering.
  • Wij kwamen vroeger altijd met de bus aan in Parijs.
  • Jullie kwamen gisteravond vermoeid aan bij het hotel.
  • De trein kwam regelmatig vertraging oplopen en later aan.

Perfectum

Example perfectum sentences for Aankomen with some of the pronouns.

  • Ik ben aangekomen op het station.
  • Hij/zij is altijd te laat aangekomen voor de vergadering.
  • Wij zijn gisterenochtend in Parijs aangekomen.
  • Jullie zijn gisteravond bij het hotel aangekomen.
  • De trein is net aangekomen.