benadelen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | benadeel | benadeelde | heb benadeeld |
jij, je, u | benadeelt | benadeelde | hebt benadeeld |
hij, zij, het | benadeelt | benadeelde | heeft benadeeld |
wij | benadelen | benadeelden | hebben benadeeld |
jullie | benadelen | benadeelden | hebben benadeeld |
zij, ze | benadelen | benadeelden | hebben benadeeld |
PresensBeta
Example presens sentences for Benadelen with some of the pronouns.
- Ik benadeel de concurrentie door lagere prijzen aan te bieden.
- Jij benadeelt jezelf als je geen gebruik maakt van deze kans.
- Hij benadeelt zijn collega's door hun ideeën te stelen.
- Wij benadelen het milieu door te veel plastic te gebruiken.
- Zij benadelen de klanten door slechte service te bieden.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Benadelen with some of the pronouns.
- Ik benadeelde de concurrentie door lagere prijzen aan te bieden.
- Jij benadeelde jezelf door geen gebruik te maken van die kans.
- Hij benadeelde zijn collega's door hun ideeën te stelen.
- Wij benadeelden het milieu door te veel plastic te gebruiken.
- Zij benadeelden de klanten door slechte service te bieden.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Benadelen with some of the pronouns.
- Ik heb de concurrentie benadeeld door lagere prijzen aan te bieden.
- Jij hebt jezelf benadeeld door geen gebruik te maken van die kans.
- Hij heeft zijn collega's benadeeld door hun ideeën te stelen.
- Wij hebben het milieu benadeeld door te veel plastic te gebruiken.
- Zij hebben de klanten benadeeld door slechte service te bieden.