boffen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | bof | bofte | heb geboft |
jij, je, u | boft | bofte | hebt geboft |
hij, zij, het | boft | bofte | heeft geboft |
wij | boffen | boften | hebben geboft |
jullie | boffen | boften | hebben geboft |
zij, ze | boffen | boften | hebben geboft |
PresensBeta
Example presens sentences for Boffen with some of the pronouns.
- Ik bof dat ik een leuke baan heb.
- Jij boft met het mooie weer vandaag.
- Hij/zij boft met zijn/haar nieuwe auto.
- Wij boffen dat we op vakantie kunnen gaan.
- Jullie boffen met de goede resultaten van jullie team.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Boffen with some of the pronouns.
- Ik bofte toen ik mijn oude vriend tegenkwam.
- Jij bofte toen je het juiste antwoord gaf.
- Hij/zij bofte toen hij/zij de trein net op tijd haalde.
- Wij boften toen we een upgrade kregen naar een luxere kamer.
- Jullie boften toen jullie het concert bijwoonden.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Boffen with some of the pronouns.
- Ik heb geboft met het winnen van de loterij.
- Jij hebt geboft met de leuke verrassing.
- Hij/zij heeft geboft met de promotie op het werk.
- Wij hebben geboft met het vinden van een goedkoop hotel.
- Jullie hebben geboft met de hulp van jullie vrienden.