aluinen

Conjugations List of Aluinen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikaluinaluindeheb gealuind
jij, je, ualuintaluindehebt gealuind
hij, zij, hetaluintaluindeheeft gealuind
wijaluinenaluindenhebben gealuind
julliealuinenaluindenhebben gealuind
zij, zealuinenaluindenhebben gealuind

Presens
Beta

Example presens sentences for Aluinen with some of the pronouns.

  • Ik aluin elke ochtend mijn fiets voordat ik naar het werk ga.
  • Jij aluint regelmatig je ramen om ze schoon te houden.
  • Hij/Zij/Het aluint de potten in de tuin om planten water te geven.
  • Wij aluinen onze kleren voordat we ze strijken.
  • Jullie aluinen de auto na elke lange rit.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Aluinen with some of the pronouns.

  • Vroeger aluinde ik mijn fiets altijd zelf, maar nu laat ik het doen.
  • Toen ik jonger was, aluinden mijn ouders de ramen elke lente.
  • Hij/Zij/Het aluinde de potten in de tuin regelmatig om de planten gezond te houden.
  • Vroeger aluinden we onze kleren met de hand, maar nu gebruiken we een wasmachine.
  • Als kind aluinden jullie de auto nooit, dat deden jullie ouders altijd.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Aluinen with some of the pronouns.

  • Ik heb mijn fiets vanochtend gealuind voordat ik vertrok.
  • Jij hebt je ramen vorige week gealuind en ze zien er nu glanzend uit.
  • Hij/Zij/Het heeft de potten in de tuin gisteren gealuind om de planten te verzorgen.
  • Wij hebben onze kleren al gealuind voordat we ze opbergen.
  • Jullie hebben de auto na de vakantie grondig gealuind.