glosseren

Conjugations List of Glosseren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikglosseerglosseerdeheb geglosseerd
jij, je, uglosseertglosseerdehebt geglosseerd
hij, zij, hetglosseertglosseerdeheeft geglosseerd
wijglosserenglosseerdenhebben geglosseerd
jullieglosserenglosseerdenhebben geglosseerd
zij, zeglosserenglosseerdenhebben geglosseerd

Presens
Beta

Example presens sentences for Glosseren with some of the pronouns.

  • Ik glossmeer de belangrijke woorden in mijn boek.
  • Jij glossmeert de tekst om het te markeren.
  • Hij/Zij/Het glossmeert haar notities voor de presentatie.
  • Wij glossmeren de definities voor het tentamen.
  • Jullie glossmeren de krantenartikelen om ze beter te begrijpen.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Glosseren with some of the pronouns.

  • Ik glosseerde de belangrijke woorden in mijn boek.
  • Jij glosseerde de tekst om het te markeren.
  • Hij/Zij/Het glosseerde haar notities voor de presentatie.
  • Wij glosseerden de definities voor het tentamen.
  • Jullie glosseerden de krantenartikelen om ze beter te begrijpen.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Glosseren with some of the pronouns.

  • Ik heb de belangrijke woorden in mijn boek geglosseerd.
  • Jij hebt de tekst geglosseerd om het te markeren.
  • Hij/Zij/Het heeft haar notities voor de presentatie geglosseerd.
  • Wij hebben de definities voor het tentamen geglosseerd.
  • Jullie hebben de krantenartikelen geglosseerd om ze beter te begrijpen.