doorroken

Conjugations List of Doorroken.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikrook doorrookte doorheb doorgerookt
jij, je, urookt doorrookte doorhebt doorgerookt
hij, zij, hetrookt doorrookte doorheeft doorgerookt
wijroken doorrookten doorhebben doorgerookt
jullieroken doorrookten doorhebben doorgerookt
zij, zeroken doorrookten doorhebben doorgerookt

Presens
Beta

Example presens sentences for Doorroken with some of the pronouns.

  • Ik rook door tijdens mijn pauzes.
  • Jij rookt door terwijl je werkt.
  • Hij/Zij/Het rookt door ondanks de waarschuwingen.
  • Wij roken door tijdens feestjes.
  • Jullie roken door zonder rekening te houden met de gevolgen.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Doorroken with some of the pronouns.

  • Ik rookte door toen ik gestrest was.
  • Jij rookte door ondanks de slechte weersomstandigheden.
  • Hij/Zij/Het rookte door terwijl hij/zij aan het werk was.
  • Wij rookten door tijdens de lange autorit.
  • Jullie rookten door tijdens de examenperiode.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Doorroken with some of the pronouns.

  • Ik heb doorgerookt tijdens mijn vakantie.
  • Jij hebt doorgerookt ondanks de gezondheidsrisico's.
  • Hij/Zij/Het heeft doorgerookt tot in de late uurtjes.
  • Wij hebben doorgerookt tijdens het concert.
  • Jullie hebben doorgerookt ondanks de regels.