herwinnen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | herwin | herwon | heb herwonnen |
jij, je, u | herwint | herwon | hebt herwonnen |
hij, zij, het | herwint | herwon | heeft herwonnen |
wij | herwinnen | herwonnen | hebben herwonnen |
jullie | herwinnen | herwonnen | hebben herwonnen |
zij, ze | herwinnen | herwonnen | hebben herwonnen |
PresensBeta
Example presens sentences for Herwinnen with some of the pronouns.
- Ik herwin de verloren tijd.
- Jij herwint je zelfvertrouwen.
- Hij/Zij/Het herwint zijn/haar kracht.
- Wij herwinnen onze vrijheid.
- Zij herwinnen de wedstrijd.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Herwinnen with some of the pronouns.
- Ik herwon de verloren tijd.
- Jij herwon je zelfvertrouwen.
- Hij/Zij/Het herwon zijn/haar kracht.
- Wij herwonnen onze vrijheid.
- Zij herwonnen de wedstrijd.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Herwinnen with some of the pronouns.
- Ik heb de verloren tijd herwonnen.
- Jij hebt je zelfvertrouwen herwonnen.
- Hij/Zij/Het heeft zijn/haar kracht herwonnen.
- Wij hebben onze vrijheid herwonnen.
- Zij hebben de wedstrijd herwonnen.