toesmijten
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | smijt toe | smeet toe | heb toegesmeten |
jij, je, u | smijt toe | smeet toe | hebt toegesmeten |
hij, zij, het | smijt toe | smeet toe | heeft toegesmeten |
wij | smijten toe | smeten toe | hebben toegesmeten |
jullie | smijten toe | smeten toe | hebben toegesmeten |
zij, ze | smijten toe | smeten toe | hebben toegesmeten |
PresensBeta
Example presens sentences for Toesmijten with some of the pronouns.
- Ik smijt de deur dicht.
- Jij smijt met modder.
- Hij/zij smijt zijn/haar spullen op de grond.
- Wij smijten met confetti.
- Jullie smijten met geld.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Toesmijten with some of the pronouns.
- Ik smeet de deur dicht.
- Jij smeet met modder.
- Hij/zij smeet zijn/haar spullen op de grond.
- Wij smeten met confetti.
- Jullie smeten met geld.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Toesmijten with some of the pronouns.
- Ik heb de deur dichtgesmeten.
- Jij hebt met modder gesmeten.
- Hij/zij heeft zijn/haar spullen op de grond gesmeten.
- Wij hebben met confetti gesmeten.
- Jullie hebben met geld gesmeten.