opspeuren

Conjugations List of Opspeuren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikspeur opspeurde opheb opgespeurd
jij, je, uspeurt opspeurde ophebt opgespeurd
hij, zij, hetspeurt opspeurde opheeft opgespeurd
wijspeuren opspeurden ophebben opgespeurd
julliespeuren opspeurden ophebben opgespeurd
zij, zespeuren opspeurden ophebben opgespeurd

Presens
Beta

Example presens sentences for Opspeuren with some of the pronouns.

  • Ik speur de omgeving af naar aanwijzingen.
  • Jij speurt regelmatig het internet af voor interessante informatie.
  • Hij speurt de boekenkast af op zoek naar zijn favoriete roman.
  • Wij speuren de markt af naar nieuwe trends.
  • Jullie speuren de straten af naar verdachte personen.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Opspeuren with some of the pronouns.

  • Vroeger speurde ik vaak de bossen af op zoek naar verborgen schatten.
  • Toen ik jong was, speurde jij altijd de zolder af naar oude spullen.
  • Hij speurde de stad af tijdens zijn lange wandelingen.
  • In die tijd speurden wij de hemel af met telescopen.
  • Jullie speurden de stranden af op zoek naar aangespoelde schelpen.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Opspeuren with some of the pronouns.

  • Ik heb de verloren sleutels opgespeurd in de tuin.
  • Jij hebt de ontbrekende documenten opgespeurd in het archief.
  • Hij heeft de gestolen sieraden opgespeurd bij de lokale juwelier.
  • Wij hebben de oorsprong van het probleem opgespeurd in de software.
  • Jullie hebben de bron van het geluid opgespeurd in de kelder.