doordrenken

Conjugations List of Doordrenken.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikdoordrenkdoordrenkteheb doordrenkt
jij, je, udoordrenktdoordrenktehebt doordrenkt
hij, zij, hetdoordrenktdoordrenkteheeft doordrenkt
wijdoordrenkendoordrenktenhebben doordrenkt
julliedoordrenkendoordrenktenhebben doordrenkt
zij, zedoordrenkendoordrenktenhebben doordrenkt

Presens
Beta

Example presens sentences for Doordrenken with some of the pronouns.

  • Ik doordrenk de stof met water.
  • Jij doordrenkt je brood met boter.
  • Hij/Zij doordrenkt zijn/haar kleren met parfum.
  • Wij doordrenken het vlees met marinade.
  • Jullie doordrenken de aarde met regenwater.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Doordrenken with some of the pronouns.

  • Ik doordrenkte de stof met water.
  • Jij doordrenkte je brood met boter.
  • Hij/Zij doordrenkte zijn/haar kleren met parfum.
  • Wij doordrenkten het vlees met marinade.
  • Jullie doordrenkten de aarde met regenwater.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Doordrenken with some of the pronouns.

  • Ik heb de stof doordrenkt met water.
  • Jij hebt je brood doordrenkt met boter.
  • Hij/Zij heeft zijn/haar kleren doordrenkt met parfum.
  • Wij hebben het vlees doordrenkt met marinade.
  • Jullie hebben de aarde doordrenkt met regenwater.