jouwen

Conjugations List of Jouwen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikjouwjouwdeheb gejouwd
jij, je, ujouwtjouwdehebt gejouwd
hij, zij, hetjouwtjouwdeheeft gejouwd
wijjouwenjouwdenhebben gejouwd
julliejouwenjouwdenhebben gejouwd
zij, zejouwenjouwdenhebben gejouwd

Presens
Beta

Example presens sentences for Jouwen with some of the pronouns.

  • Ik jouw regelmatig met mijn vrienden.
  • Jij jouwt altijd zo enthousiast!
  • Hij zijgt jouwen voorbeeld na.
  • Wij jouwen graag tijdens feestjes.
  • Zij jouwen vaak over politiek.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Jouwen with some of the pronouns.

  • Toen ik jong was, jouwde ik veel met mijn broers en zussen.
  • Jij jouwde altijd heel netjes in het verleden.
  • Hij jouwde elke dag naar school toen hij nog een kind was.
  • Vroeger jouwden wij samen tijdens de vakanties.
  • Zij jouwden vroeger veel op feestjes.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Jouwen with some of the pronouns.

  • Ik heb jouwd met mijn buurman gisteren.
  • Jij hebt al meerdere keren gejouwd vandaag.
  • Hij is pas begonnen met jouwen.
  • Wij hebben veel plezier gehad tijdens het jouwen.
  • Zij hebben de hele nacht doorgejouwd.