ontkapen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | ontkaap | ontkaapte | heb ontkaapt |
jij, je, u | ontkaapt | ontkaapte | hebt ontkaapt |
hij, zij, het | ontkaapt | ontkaapte | heeft ontkaapt |
wij | ontkapen | ontkaapten | hebben ontkaapt |
jullie | ontkapen | ontkaapten | hebben ontkaapt |
zij, ze | ontkapen | ontkaapten | hebben ontkaapt |
PresensBeta
Example presens sentences for Ontkapen with some of the pronouns.
- Ik ontkap.
- Jij ontkaapt.
- Hij/Zij/Het ontkapt.
- Wij ontkappen.
- Jullie ontkappen.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Ontkapen with some of the pronouns.
- Ik onkopte.
- Jij onkopte.
- Hij/Zij/Het onkopte.
- Wij onkopten.
- Jullie onkopten.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Ontkapen with some of the pronouns.
- Ik heb ontkapt.
- Jij hebt ontkapt.
- Hij/Zij/Het heeft ontkapt.
- Wij hebben ontkapt.
- Jullie hebben ontkapt.