omstorten
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | stort om | stortte om | heb omgestort |
jij, je, u | stort om | stortte om | hebt omgestort |
hij, zij, het | stort om | stortte om | heeft omgestort |
wij | storten om | stortten om | hebben omgestort |
jullie | storten om | stortten om | hebben omgestort |
zij, ze | storten om | stortten om | hebben omgestort |
PresensBeta
Example presens sentences for Omstorten with some of the pronouns.
- Ik stort water om.
- Jij stort de koffie om.
- Hij/Zij stort de melk om.
- Wij storten de cementmixer om.
- Zij storten de bouwmaterialen om.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Omstorten with some of the pronouns.
- Ik stortte water om.
- Jij stortte de koffie om.
- Hij/Zij stortte de melk om.
- Wij stortten de cementmixer om.
- Zij stortten de bouwmaterialen om.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Omstorten with some of the pronouns.
- Ik heb water omgestort.
- Jij hebt de koffie omgestort.
- Hij/Zij heeft de melk omgestort.
- Wij hebben de cementmixer omgestort.
- Zij hebben de bouwmaterialen omgestort.