collaberen

Conjugations List of Collaberen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikcollabeercollabeerdeheb gecollabeerd
jij, je, ucollabeertcollabeerdehebt gecollabeerd
hij, zij, hetcollabeertcollabeerdeheeft gecollabeerd
wijcollaberencollabeerdenhebben gecollabeerd
julliecollaberencollabeerdenhebben gecollabeerd
zij, zecollaberencollabeerdenhebben gecollabeerd

Presens
Beta

Example presens sentences for Collaberen with some of the pronouns.

  • Ik collabeer met mijn collega's om samen te werken aan dit project.
  • Jij collabeert goed met anderen tijdens groepsactiviteiten.
  • Hij collabeert regelmatig met zijn teamleider om de doelen te bespreken.
  • Wij collaberen vaak met externe partners om nieuwe ideeën te genereren.
  • Zij collaberen efficiënt om de productiviteit te verhogen.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Collaberen with some of the pronouns.

  • Ik collabeerde vroeger met mijn oudere broer om huiswerk te maken.
  • Jij collabeerde altijd met je beste vriend tijdens schoolprojecten.
  • Hij collabeerde regelmatig met zijn vorige collega voordat hij van baan veranderde.
  • Wij collabeerden elke week met onze buren om de buurt schoon te houden.
  • Zij collabeerden lange tijd met dezelfde organisatie voordat ze zelfstandig werden.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Collaberen with some of the pronouns.

  • Ik heb gecollabeerd met mijn collega's tijdens de vergadering gisteren.
  • Jij bent goed in het samenwerken en hebt succesvol gecollabeerd met andere teams.
  • Hij heeft al eerder gecollabeerd met deze organisatie en kent hun werkwijze.
  • Wij hebben de afgelopen maanden intensief gecollabeerd om dit project af te ronden.
  • Zij hebben met verschillende experts gecollabeerd om tot een oplossing te komen.