uitkavelen

Conjugations List of Uitkavelen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikkavel uitkavelde uitheb uitgekaveld
jij, je, ukavelt uitkavelde uithebt uitgekaveld
hij, zij, hetkavelt uitkavelde uitheeft uitgekaveld
wijkavelen uitkavelden uithebben uitgekaveld
julliekavelen uitkavelden uithebben uitgekaveld
zij, zekavelen uitkavelden uithebben uitgekaveld

Presens
Beta

Example presens sentences for Uitkavelen with some of the pronouns.

  • Ik kavel uit bij de veiling.
  • Jij kavelt uit met je vrienden.
  • Hij/Zij kavelt uit voor de renovatie.
  • Wij kavelen uit op het platteland.
  • Jullie kavelen uit tijdens de vakantie.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Uitkavelen with some of the pronouns.

  • Ik kavelde uit toen ik jong was.
  • Jij kavelde uit terwijl ik weg was.
  • Hij/Zij kavelde uit tijdens de zomervakantie.
  • Wij kavelden uit op het oude terrein.
  • Jullie kavelden uit voor de bouw begon.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Uitkavelen with some of the pronouns.

  • Ik heb uitgekaveld na de verkoop.
  • Jij hebt uitgekaveld met succes.
  • Hij/Zij heeft uitgekaveld voordat hij/zij vertrok.
  • Wij hebben uitgekaveld in de nieuwe woonwijk.
  • Jullie hebben uitgekaveld sinds vorige week.