schallen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | schal | schalde | heb geschald |
jij, je, u | schalt | schalde | hebt geschald |
hij, zij, het | schalt | schalde | heeft geschald |
wij | schallen | schalden | hebben geschald |
jullie | schallen | schalden | hebben geschald |
zij, ze | schallen | schalden | hebben geschald |
PresensBeta
Example presens sentences for Schallen with some of the pronouns.
- De klok schalt door het hele huis.
- De trompetten schallen tijdens de parade.
- De bel schalt luid in de schoolgangen.
- De stemmen van het koor schallen door de kerk.
- De muziek schalt uit de luidsprekers.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Schallen with some of the pronouns.
- De kanonschoten schalden over het slagveld.
- De stemmen van de demonstranten schalden door de straten.
- De woorden van de koning schalden in de zaal.
- Het gelach van de kinderen schalde door het park.
- De muziek schalde uit de open ramen van de danszaal.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Schallen with some of the pronouns.
- De sirene heeft geschald om de mensen te waarschuwen.
- De feestelijke klanken hebben geschald door de straten.
- Het nieuws van de overwinning heeft door het stadion geschald.
- De oproepen hebben geschald door de luidsprekers.
- De kerstklokken hebben geschald op kerstavond.