stormlopen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | loop storm | liep storm | heb stormgelopen |
jij, je, u | loopt storm | liep storm | hebt stormgelopen |
hij, zij, het | loopt storm | liep storm | heeft stormgelopen |
wij | lopen storm | liepen storm | hebben stormgelopen |
jullie | lopen storm | liepen storm | hebben stormgelopen |
zij, ze | lopen storm | liepen storm | hebben stormgelopen |
PresensBeta
Example presens sentences for Stormlopen with some of the pronouns.
- Ik loop storm tijdens de wedstrijd.
- Jij loopt storm met je nieuwe ideeën.
- Hij/zij/het loopt storm in de supermarkt.
- Wij lopen storm op het strand.
- Jullie lopen storm door de stad.
- Zij lopen storm tijdens het concert.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Stormlopen with some of the pronouns.
- Ik liep storm langs het strand.
- Jij liep storm door het bos.
- Hij/zij/het liep storm in de speeltuin.
- Wij liepen storm tijdens de vakantie.
- Jullie liepen storm op het sportveld.
- Zij liepen storm door de stad.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Stormlopen with some of the pronouns.
- Ik ben gestormlopen tijdens de marathon.
- Jij bent gestormlopen in de winkelstraat.
- Hij/zij/het is gestormlopen naar de top van de berg.
- Wij zijn gestormlopen tijdens het festival.
- Jullie zijn gestormlopen door de drukke straten.
- Zij zijn gestormlopen op het podium.