beschijten
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | beschijt | bescheet | heb bescheten |
jij, je, u | beschijt | bescheet | hebt bescheten |
hij, zij, het | beschijt | bescheet | heeft bescheten |
wij | beschijten | bescheten | hebben bescheten |
jullie | beschijten | bescheten | hebben bescheten |
zij, ze | beschijten | bescheten | hebben bescheten |
PresensBeta
Example presens sentences for Beschijten with some of the pronouns.
- Ik beschijt
- Jij beschijt
- Hij/Zij/Het beschijt
- Wij beschijten
- Jullie beschijten
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Beschijten with some of the pronouns.
- Ik beschetste
- Jij beschetste
- Hij/Zij/Het beschetste
- Wij beschetsten
- Jullie beschetsten
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Beschijten with some of the pronouns.
- Ik heb bescheten
- Jij hebt bescheten
- Hij/Zij/Het heeft bescheten
- Wij hebben bescheten
- Jullie hebben bescheten