vergrijpen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | vergrijp | vergreep | heb vergrepen |
jij, je, u | vergrijpt | vergreep | hebt vergrepen |
hij, zij, het | vergrijpt | vergreep | heeft vergrepen |
wij | vergrijpen | vergrepen | hebben vergrepen |
jullie | vergrijpen | vergrepen | hebben vergrepen |
zij, ze | vergrijpen | vergrepen | hebben vergrepen |
PresensBeta
Example presens sentences for Vergrijpen with some of the pronouns.
- Ik vergrijp me aan een goed boek.
- Jij vergrijpt je aan de verkeerde dingen.
- Hij vergrijpt zich regelmatig aan snoep.
- Wij vergrijpen ons soms aan fastfood.
- Zij vergrijpen zich aan de macht.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Vergrijpen with some of the pronouns.
- Ik vergreep me vroeger vaak aan zoetigheid.
- Jij vergreep je gisteren aan die zak chips.
- Hij vergreep zich regelmatig aan alcohol.
- Wij vergrepen ons altijd aan de lekkernijen tijdens feestjes.
- Zij vergrepen zich in het verleden aan illegale praktijken.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Vergrijpen with some of the pronouns.
- Ik heb me vergrepen aan dat lekkere gebakje.
- Jij bent je vergrepen aan het laatste stukje pizza.
- Hij is zich regelmatig vergrepen aan andermans spullen.
- Wij hebben ons soms vergrepen aan verboden middelen.
- Zij zijn zich aan de verkeerde personen vergrepen.