opleven
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | leef op | leefde op | ben opgeleefd |
jij, je, u | leeft op | leefde op | bent opgeleefd |
hij, zij, het | leeft op | leefde op | is opgeleefd |
wij | leven op | leefden op | zijn opgeleefd |
jullie | leven op | leefden op | zijn opgeleefd |
zij, ze | leven op | leefden op | zijn opgeleefd |
PresensBeta
Example presens sentences for Opleven with some of the pronouns.
- Ik leef op.
- Jij leeft op.
- Hij leeft op.
- Zij leeft op.
- Wij leven op.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Opleven with some of the pronouns.
- Ik leefde op.
- Jij leefde op.
- Hij leefde op.
- Zij leefde op.
- Wij leefden op.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Opleven with some of the pronouns.
- Ik heb opgeleefd.
- Jij hebt opgeleefd.
- Hij heeft opgeleefd.
- Zij heeft opgeleefd.
- Wij hebben opgeleefd.