najouwen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | jouw na | jouwde na | heb nagejouwd |
jij, je, u | jouwt na | jouwde na | hebt nagejouwd |
hij, zij, het | jouwt na | jouwde na | heeft nagejouwd |
wij | jouwen na | jouwden na | hebben nagejouwd |
jullie | jouwen na | jouwden na | hebben nagejouwd |
zij, ze | jouwen na | jouwden na | hebben nagejouwd |
PresensBeta
Example presens sentences for Najouwen with some of the pronouns.
- Ik najouw
- Jij najouwt
- Hij/Zij/Het najouwt
- Wij jijen najouwen
- Zij najouwen
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Najouwen with some of the pronouns.
- Ik najouwde
- Jij najouwde
- Hij/Zij/Het najouwde
- Wij najouwden
- Zij najouwden
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Najouwen with some of the pronouns.
- Ik heb nagejouwd
- Jij hebt nagejouwd
- Hij/Zij/Het heeft nagejouwd
- Wij hebben nagejouwd
- Zij hebben nagejouwd