greinen

Conjugations List of Greinen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikgreingreindeheb gegreind
jij, je, ugreintgreindehebt gegreind
hij, zij, hetgreintgreindeheeft gegreind
wijgreinengreindenhebben gegreind
julliegreinengreindenhebben gegreind
zij, zegreinengreindenhebben gegreind

Presens
Beta

Example presens sentences for Greinen with some of the pronouns.

  • Ik grein om het verlies van mijn favoriete knuffel.
  • Jij greint altijd als dingen niet gaan zoals je wilt.
  • Hij/zij greint omdat hij/zij geen toestemming heeft gekregen om uit te gaan.
  • Wij greinen samen over de slechte weersomstandigheden.
  • Jullie greinen over kleine problemen.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Greinen with some of the pronouns.

  • Ik greinde toen ik klein was vaak als ik mijn zin niet kreeg.
  • Jij greinde gisteren nog over die moeilijke opdracht.
  • Hij/zij greinde elke avond voordat hij/zij ging slapen.
  • Wij greinden vroeger altijd wanneer we ruzie hadden.
  • Jullie greinden regelmatig over de lange werkdagen.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Greinen with some of the pronouns.

  • Ik heb gegreind toen ik hoorde dat ik was geslaagd voor mijn examen.
  • Jij hebt stiekem gegreind toen je die grappige video zag.
  • Hij/zij heeft gegreind na het winnen van de loterij.
  • Wij hebben gegreind tijdens de verrassingsverjaardagsviering.
  • Jullie hebben gegreind bij het zien van de schattige puppy.