sieperen

Conjugations List of Sieperen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
iksiepersieperdeben gesieperd
jij, je, usiepertsieperdebent gesieperd
hij, zij, hetsiepertsieperdeis gesieperd
wijsieperensieperdenzijn gesieperd
julliesieperensieperdenzijn gesieperd
zij, zesieperensieperdenzijn gesieperd

Presens

Example presens sentences for Sieperen with some of the pronouns.

  • Ik siepeer
  • Jij/Mijn leerlingen sieperen
  • Hij/Zij/Het siepert
  • Wij/Mijn collega's sieperen
  • Jullie/Mijn studenten sieperen

Imperfectum

Example imperfectum sentences for Sieperen with some of the pronouns.

  • Ik siepeerde
  • Jij/Mijn leerlingen siepeerden
  • Hij/Zij/Het siepeerde
  • Wij/Mijn collega's siepeerden
  • Jullie/Mijn studenten siepeerden

Perfectum

Example perfectum sentences for Sieperen with some of the pronouns.

  • Ik heb gesiepeerd
  • Jij/Mijn leerlingen hebben gesiepeerd
  • Hij/Zij/Het heeft gesiepeerd
  • Wij/Mijn collega's hebben gesiepeerd
  • Jullie/Mijn studenten hebben gesiepeerd