deconfessionaliseren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | deconfessionaliseer | deconfessionaliseerde | heb gedeconfessionaliseerd |
jij, je, u | deconfessionaliseert | deconfessionaliseerde | hebt gedeconfessionaliseerd |
hij, zij, het | deconfessionaliseert | deconfessionaliseerde | heeft gedeconfessionaliseerd |
wij | deconfessionaliseren | deconfessionaliseerden | hebben gedeconfessionaliseerd |
jullie | deconfessionaliseren | deconfessionaliseerden | hebben gedeconfessionaliseerd |
zij, ze | deconfessionaliseren | deconfessionaliseerden | hebben gedeconfessionaliseerd |
PresensBeta
Example presens sentences for Deconfessionaliseren with some of the pronouns.
- Deconfessionaliseer jij de politiek?
- Wij deconfessionaliseren de maatschappij stap voor stap.
- Hoe deconfessionaliseert de nieuwe regering het onderwijs?
- Jullie deconfessionaliseren de kerken in deze stad.
- De jongeren zijn bezig met het deconfessionaliseren van traditionele normen.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Deconfessionaliseren with some of the pronouns.
- Vroeger deconfessionaliseerde ik vaak de politieke discussies.
- Hij deconfessionaliseerde de school waar hij werkte.
- In die periode werden de kerken snel gedecofessionaliseerd.
- We deconfessionaliseerden geleidelijk de sociale normen.
- Jullie deconfessionaliseerden de oude gebruiken en gewoonten.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Deconfessionaliseren with some of the pronouns.
- Ik heb de politieke partij gedecofessionaliseerd.
- Heeft hij de kerkgemeenschap gedecofessionaliseerd?
- Zij hebben de invloed van religie in het publieke leven gedecofessionaliseerd.
- We hebben langzaam de samenleving gedecofessionaliseerd.
- Hebben jullie de oude tradities al gedecofessionaliseerd?