vastklampen

Conjugations List of Vastklampen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikklamp vastklampte vastheb vastgeklampt
jij, je, uklampt vastklampte vasthebt vastgeklampt
hij, zij, hetklampt vastklampte vastheeft vastgeklampt
wijklampen vastklampten vasthebben vastgeklampt
jullieklampen vastklampten vasthebben vastgeklampt
zij, zeklampen vastklampten vasthebben vastgeklampt

Presens
Beta

Example presens sentences for Vastklampen with some of the pronouns.

  • Ik klamp me vast aan de hoop op een betere toekomst.
  • Jij klampt je vast aan oude gewoontes.
  • Hij klampt zich vast aan zijn geloof.
  • Zij klampen zich vast aan elkaar voor steun.
  • Wij klampen ons vast aan positieve gedachten.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Vastklampen with some of the pronouns.

  • Ik klampte me vast aan de reddingsboei.
  • Jij klampte je vast aan de hoop op verbetering.
  • Hij klampte zich vast aan zijn droom.
  • Zij klemden zich vast aan elkaar tijdens de storm.
  • Wij klampten ons vast aan de mogelijkheid van verandering.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Vastklampen with some of the pronouns.

  • Ik heb me vastgeklampt aan de laatste strohalm.
  • Jij hebt je vastgeklampt aan de herinnering van die dag.
  • Hij heeft zich vastgeklampt aan de hoop op verandering.
  • Zij hebben zich vastgeklampt aan de mogelijkheid van succes.
  • Wij hebben ons vastgeklampt aan het idee van samenwerking.