zwartwerken

Conjugations List of Zwartwerken.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikwerk zwartwerkte zwartheb zwartgewerkt
jij, je, uwerkt zwartwerkte zwarthebt zwartgewerkt
hij, zij, hetwerkt zwartwerkte zwartheeft zwartgewerkt
wijwerken zwartwerkten zwarthebben zwartgewerkt
julliewerken zwartwerkten zwarthebben zwartgewerkt
zij, zewerken zwartwerkten zwarthebben zwartgewerkt

Presens
Beta

Example presens sentences for Zwartwerken with some of the pronouns.

  • Ik werk zwart in mijn vrije tijd.
  • Jij werkt zwart bij dat bedrijf.
  • Hij/Zij werkt zwart om belasting te ontlopen.
  • Wij werken zwart als klussers.
  • Zij werken zwart in de horeca.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Zwartwerken with some of the pronouns.

  • Vroeger werkte ik zwart om rond te komen.
  • Toen jij jong was, werkte je zwart in de tuinbouwsector.
  • Hij/Zij werkte zwart omdat er geen andere baan beschikbaar was.
  • Wij werkten zwart voordat we een legale baan vonden.
  • Zij werkten zwart terwijl ze studeerden.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Zwartwerken with some of the pronouns.

  • Ik heb zwartgewerkt toen ik student was.
  • Jij hebt zwartgewerkt tijdens de zomermaanden.
  • Hij/Zij heeft zwartgewerkt om extra geld te verdienen.
  • Wij hebben zwartgewerkt bij verschillende bouwprojecten.
  • Zij hebben zwartgewerkt in het verleden.