druipstaarten

Conjugations List of Druipstaarten.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikdruipstaartdruipstaartteheb gedruipstaart
jij, je, udruipstaartdruipstaarttehebt gedruipstaart
hij, zij, hetdruipstaartdruipstaartteheeft gedruipstaart
wijdruipstaartendruipstaarttenhebben gedruipstaart
julliedruipstaartendruipstaarttenhebben gedruipstaart
zij, zedruipstaartendruipstaarttenhebben gedruipstaart

Presens
Beta

Example presens sentences for Druipstaarten with some of the pronouns.

  • Ik druipstaart naar de winkel om boodschappen te doen.
  • Jij druipstaart graag in de regen.
  • Hij/zij druipstaart altijd als het buiten nat is.
  • Wij druipstaarten door het park tijdens onze wandeling.
  • Jullie druipstaarten na het zwemmen in het meer.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Druipstaarten with some of the pronouns.

  • Ik druipstaartte naar huis toen het begon te regenen.
  • Jij druipstaartte met tegenzin door de stromende regen.
  • Hij/zij druipstaartte vaak na het buitenspelen.
  • Wij druipstaartten samen door de natte straten.
  • Jullie druipstaartten vrolijk in de regen.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Druipstaarten with some of the pronouns.

  • Ik ben gedruipstaart naar het feest gisteravond.
  • Jij hebt gedruipstaart in de modderige plassen.
  • Hij/zij is gedruipstaart na de hevige regenbui.
  • Wij zijn gedruipstaart tijdens de storm.
  • Jullie hebben gedruipstaart in het zwembad.