dunnen

Conjugations List of Dunnen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikdundundeheb gedund
jij, je, uduntdundehebt gedund
hij, zij, hetduntdundeheeft gedund
wijdunnendundenhebben gedund
julliedunnendundenhebben gedund
zij, zedunnendundenhebben gedund

Presens
Beta

Example presens sentences for Dunnen with some of the pronouns.

  • Ik dun de soep altijd uit met water.
  • Jij dunt je haar regelmatig uit.
  • Hij/zij dunt de rijen gewassen in de tuin uit.
  • Wij dunnen de populatie konijnen om overbevolking te voorkomen.
  • Jullie dunnen de verf voorzichtig uit met thinner.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Dunnen with some of the pronouns.

  • Ik dunde de soep altijd uit met water.
  • Jij dunnde je haar regelmatig uit.
  • Hij/zij dunde de rijen gewassen in de tuin uit.
  • Wij dundden de populatie konijnen om overbevolking te voorkomen.
  • Jullie dunnden de verf voorzichtig uit met thinner.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Dunnen with some of the pronouns.

  • Ik heb de soep uitgedund met water.
  • Jij hebt je haar regelmatig uitgedund.
  • Hij/zij heeft de rijen gewassen in de tuin uitgedund.
  • Wij hebben de populatie konijnen uitgedund om overbevolking te voorkomen.
  • Jullie hebben de verf voorzichtig uitgedund met thinner.