scheeftrekken
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | trek scheef | trok scheef | heb scheefgetrokken |
jij, je, u | trekt scheef | trok scheef | hebt scheefgetrokken |
hij, zij, het | trekt scheef | trok scheef | heeft scheefgetrokken |
wij | trekken scheef | trokken scheef | hebben scheefgetrokken |
jullie | trekken scheef | trokken scheef | hebben scheefgetrokken |
zij, ze | trekken scheef | trokken scheef | hebben scheefgetrokken |
PresensBeta
Example presens sentences for Scheeftrekken with some of the pronouns.
- Ik trek scheef.
- Jij trekt scheef.
- Hij/Zij/Het trekt scheef.
- Wij trekken scheef.
- Jullie trekken scheef.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Scheeftrekken with some of the pronouns.
- Ik trok scheef.
- Jij trok scheef.
- Hij/Zij/Het trok scheef.
- Wij trokken scheef.
- Jullie trokken scheef.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Scheeftrekken with some of the pronouns.
- Ik heb scheefgetrokken.
- Jij hebt scheefgetrokken.
- Hij/Zij/Het heeft scheefgetrokken.
- Wij hebben scheefgetrokken.
- Jullie hebben scheefgetrokken.