uithollen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | hol uit | holde uit | heb uitgehold |
jij, je, u | holt uit | holde uit | hebt uitgehold |
hij, zij, het | holt uit | holde uit | heeft uitgehold |
wij | hollen uit | holden uit | hebben uitgehold |
jullie | hollen uit | holden uit | hebben uitgehold |
zij, ze | hollen uit | holden uit | hebben uitgehold |
PresensBeta
Example presens sentences for Uithollen with some of the pronouns.
- Ik hol uit voor mijn hobby.
- Jij holt uit in het weekend.
- Hij of zij holt uit na het werk.
- Wij hollen uit op vakantie.
- Jullie hollen uit tijdens feestjes.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Uithollen with some of the pronouns.
- Ik holde uit toen ik jong was.
- Jij holde uit terwijl het regende.
- Hij of zij holde uit in het park.
- Wij holden uit tijdens de zomer.
- Jullie holden uit tijdens de pauze.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Uithollen with some of the pronouns.
- Ik heb uitgehold voor Halloween.
- Jij hebt uitgehold in de tuin.
- Hij of zij heeft uitgehold op school.
- Wij hebben uitgehold voor een wedstrijd.
- Jullie hebben uitgehold tijdens de workshop.