afstralen

Conjugations List of Afstralen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikstraal afstraalde afheb afgestraald
jij, je, ustraalt afstraalde afhebt afgestraald
hij, zij, hetstraalt afstraalde afheeft afgestraald
wijstralen afstraalden afhebben afgestraald
julliestralen afstraalden afhebben afgestraald
zij, zestralen afstraalden afhebben afgestraald

Presens

Example presens sentences for Afstralen with some of the pronouns.

  • Ik straal af op de nieuwe ontwikkelingen in de technologie.
  • Jij straalt af door je positieve houding.
  • Hij/Zij straalt af op zijn/haar collega's.
  • Wij stralen af tijdens het sporten.
  • Jullie stralen af op de omgeving waarin jullie werken.

Imperfectum

Example imperfectum sentences for Afstralen with some of the pronouns.

  • Ik straalde af voordat ik mijn presentatie begon.
  • Jij straalde af terwijl je aan het lezen was.
  • Hij/Zij straalde af toen hij/zij muziek luisterde.
  • Wij straalden af tijdens onze vakantie in Frankrijk.
  • Jullie straalden af terwijl jullie aan het dansen waren.

Perfectum

Example perfectum sentences for Afstralen with some of the pronouns.

  • Ik heb afgestraald op de conferentie gisteren.
  • Jij bent afgestraald naar het buitenland voor een project.
  • Hij/Zij is afgestraald op de top van de berg.
  • Wij hebben afgestraald op de nieuwste mode trends.
  • Jullie zijn afgestraald naar het zonnige strand.