oprennen

Conjugations List of Oprennen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikren oprende opben opgerend
jij, je, urent oprende opbent opgerend
hij, zij, hetrent oprende opis opgerend
wijrennen oprenden opzijn opgerend
jullierennen oprenden opzijn opgerend
zij, zerennen oprenden opzijn opgerend

Presens
Beta

Example presens sentences for Oprennen with some of the pronouns.

  • Ik ren op naar de finishlijn.
  • Jij rent op tegen de wind in.
  • Hij rent op en neer in de speeltuin.
  • Zij rent op de trap omhoog.
  • Wij rennen op het veld tijdens de wedstrijd.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Oprennen with some of the pronouns.

  • Ik rende op naar de top van de berg.
  • Jij rende op het schoolplein heen en weer.
  • Hij rende op blote voeten over het strand.
  • Zij rende op volle snelheid naar de finish.
  • Wij renden op de speelplaats in het park.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Oprennen with some of the pronouns.

  • Ik ben opgerend naar de bushalte.
  • Jij bent opgerend om de trein te halen.
  • Hij is opgerend naar de winkel voor boodschappen.
  • Zij is opgerend om de laatste bus te pakken.
  • Wij zijn opgerend naar het museum voordat het sloot.